Onderdeel | deel: |
Rekenvoorwaarden kleuterklas Son
Tellen tot 10 Son Rekenvoorwaarden
literatuur
Doorkijkje in de klas hoeveelheidsbegrip
hoeveelheidsbegrip 2
Literatuur
Kinderen gaan
Rekenen
Hoeveelheid is relatief, afhankelijk van de te meten grootheid.
Dat maakt het begrip moeilijk.
Vijf kinderen in een gezin is veel, in een klas zijn vijf kinderen weinig.
Op onze school krijgt het oudste kind het weekbericht mee, terwijl dit niet het oudste kind uit het gezin hoeft te zijn. Ook komt het voor dat het jongste kind uit een gezin de oudste op school is en zo het weekbericht krijgt (als bv. de oudere kinderen naar de bovenbouw zijn).
Hoeveelheidbegrip in de praktijk:
Geblinddoekt kind in het midden van de kring. Hoeveel kinderen geven het een hand? Of kriebelen aan de voet of tikken op de schouder? Enz.
Twee (grote) dobbelstenen gooien. Afdekken en naar de hoeveelheid stippen vragen. Eventueel ook optellen.
Hoeveel stappen heb je nodig om naar de deur te hinkelen, springen, grote stappen, voetje voor voetje enz. (dit kan ook bij schatten). Dit al tellend doen.
Hoeveel kinderen missen we/zijn er?
Bouw een huis met ....... kamers. Of bouw een weg met ...... bochten.
Tafel dekken: hoeveel kopjes moeten er op tafel. Vaak komen ze dan nog eens vragen hoeveel er ook alweer op tafel moeten staan. Je ziet ze dan verwoed tellen en berekenen hoeveel er nog bij moeten of teveel zijn.
Hier is een groot verschil te zien tussen jonge en oudere kleuters: de jongste zijn bezig met het plezier van kopjes neer te zetten en te tellen (nabootsen), ze zijn nog niet resultaatgericht.
De oudere kinderen zijn gericht bezig met de hoeveelheid kopjes en willen de opdracht graag goed uitvoeren, daarom komen ze ook steeds vragen hoeveel het er ook alweer moesten zijn. Dan heb je ook nog de rekenwonders die het in een keer goed doen en zo klaar zijn. Deze voorbeelden geven meteen aan hoe er in de kleuterklas aan gewerkt wordt. In het venster zijn nog meer voorbeelden te vinden
Juffie, heb je nog wat zandzakken? Drie is niet genoeg’. De kinderen zitten aan tafel voor het eten. Ik zet bij ieder kind een kopje thee. M. Meet de hoeveelheid met haar buurmeisje. ‘Ik heb altijd minder’, zegt ze.