Rekenvoorwaarden | Algemeen: |
Algemeen
Literatuur
Rekenvoorwaarden kleuterklas Son
Tellen tot 10 Son Rekenvoorwaarden
Literatuur
Kinderen gaan
Rekenen
Het rekenende kind
Rudolf Steiner beschrijft het mathematiseren als een ontwakend vermogen, als een vrijkomen van bepaalde zielenkrachten, die eerst noodzakelijkerwijze in het lichamelijke werkzaam zijn geweest. "In het kind tot ongeveer zeven jaar schuilt een innerlijke wiskunde, die niet zo abstract is als onze uiterlijke, maar die van kracht is vervuld; die niet alleen kan worden aanschouwd, maar levend werk¬zaam is. Tot op dat tijdstip bestaat in ons iets, een vermogen om te mathematiseren".
Hij vergelijkt deze onbewust werkende kracht met latente warmte.
Vervolgens duidt Steiner op drie vormen van naar binnen gerichte waarneming, die ons in de eerste levensjaren nog onbewust blijven; drie zintuigachtige functies, die een activiteit uitoefenen, welke in de eerste jaren mathematiserend in ons werken. Hij noemt deze de levenszin, de bewegingszin en de evenwichtszin. Het is duidelijk, dat juist deze drie functies in de eerste levensjaren heel actief zijn, zij het onbewust. Later, na de tandenwisseling, komen de voordien aan deze zintuigachtige functies gebonden krachten als denken als zielenkrachten vrij.
Een kleuterklas, waarin het kind vrij mag spelen, klimmen, klauteren, glijden en wippen en zo z'n vitaliteit, bewegingsdrang en evenwichtskunsten kan uitleven, biedt onder andere een goede voorbereiding voor een latere ontplooiing van de wiskundige vermogens. Het inrichten van de omgeving is erop gericht deze vermogens bij de kinderen te ontwikkelen. De leerlijn in de kleuterklas is dan ook anders dan die in de onderbouw; hij is impliciet in de omgeving aanwezig.