Onderdeel | Item: |
Bewegend rekenen
In de eerste klas wordt zodoende
op allerlei manieren gewerkt aan de tafels waarbij de beweging ten volle
wordt benut. Een kanttekening moet worden geplaatst over de zinvolheid van de
bewegingen. De bewegingen moeten bijdragen tot het begrip van de tafels.
Zo kunnen sprongen op de
getallenlijn bijdragen tot het tafelbegrip:
Ook de relatie tussen twee rijen
kan zo vanuit de beweging geoefend worden.
Marietje maakt een grote
sprong.
0 5 10
0 2 4 6 8 10
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Karel maakt heel
kleine pasjes.
Overige activiteiten
Modellen kunnen ertoe bijdragen dat kinderen de vermenigvuldiging leren kennen als een herhaald optellen.
1. Natuurlijk tekenen we in eerste instantie wat er gedaan is. Ook kan er gewerkt worden vanuit opdrachten. Bloemen planten in bakjes die geordend zijn in een vierkantspatroon. Denk maar aan de eierdoos bij het zaaien van tuinkers. Of het aantal ramen in een flat enz.
2. Het gelijk op laten delen van knikkers. B.v. in groepjes laten leggen, tekenen en vervolgens de som daarbij plaatsen, schrijven.
3. Opdrachten laten maken in het honderdrek waarbij het herhaald optellen de basis is waarop het vermenigvuldigen begrepen kan worden.
4. Het maken van gelijke sprongen op de getallenlijn of het tekenen van de patronen zoals die op de vorige bladzijde gegeven zijn, daarbij dragen de getallen bij tot het begrip van de vermenigvuldiging.
Rudolf Steiner geeft aan dat nadat kinderen bekend zijn met het principe van het vermenigvuldigen, het goed zou zijn om de kinderen de tafels vanuit het geheugen aan te leren. Het principe van het vermenigvuldigen als herhaald optellen wordt de kinderen geleerd op bovenstaande wijze maar ook op de manieren die aangegeven zijn in de route naar het rekenen tot 100