Kinderen gaan rekenen | Vermenigvuldigen en de tafels |
De rekenkijkwijzer
De rekenkijkwijzer
De lijst bevat twaalf rekengebieden, die onderling verband houden.
naam |
klas |
11. vermenigvuldigen en de tafels |
aantekeningen |
• Herkent het kind in een tekening of verhaal de vermenigvuldigingssituatie van het herhaald optellen Bijvoorbeeld: het klaarzetten van stoelen in acht rijen van vier; dan maak je 8 keer een rij van 4 |
|
• Heeft het kind een voorstelling van een vermenigvuldiging. Kan het kind een verhaal vertellen en/of tekenen waarin het herhaald optellen zichtbaar wordt |
|
• Gebruikt het kind een vermenigvuldigmodel. Wordt deze in het periodeonderwijs aangereikt? Bijvoorbeeld: rechthoekmodel (tegelvloertjes) getallenlijn (sprongen), groepjesmodel (dozen/zakken/stapels e.d.) |
|
• Op welke niveau denkt en handelt het kind in vermenigvuldigingssituaties Bijvoorbeeld: alles tellen (boekenstapels van 4) verkort tellen (2,4,6,8; 5,10,15) het verhaal tekenen en dan tellen |
|
• Kent het kind het principe van het vermenigvuldigen? Bijvoorbeeld: 4 rollen van 10 dropjes: 4 x 10 |
|
• Begrijpt het kind de relatie tussen het plus- en het keersymbool? Bijvoorbeeld: 5 bakjes met 3 kralen: 3+3+3+3+3= 5x3 |
|
• Welke strategieën gebruikt het kind bij het uitrekenen Zie strategiekaart 2 |
|
• Hoe onthoudt het kind de tafels Bijvoorbeeld: visueel (zie je het voor je?), akoestisch (ritmisch geheugen), auditief (opdreunen) |
|
• Heeft het kind problemen met het onthouden Bijvoorbeeld: zwak werkgeheugen, concentratieproblemen, emotionele problemen |
|
• Zegt het kind de tafels dagelijks een kort moment op, ook de bekende tafels (bijhouden) |
|
• Welke tafels kent het kind op de rij |
|
• Welke tafels kent het door elkaar |
|
• Heeft het kind steun aan een tafelnetwerk |