3) MAATBEGRIPPEN EN SCHATTEN.
Schatten heeft te maken met ‘het in de wereld staan’. Je iets voor kunnen stellen en het ‘al doende’ uitvoeren. Ook kun je ontdekken dat je kunt ‘meten met twee maten’.
Een doorkijkje naar het onderwijs 3
- Ik meet 2 kinderen door ze met de ruggen tegen elkaar aan te laten staan. Eentje is langer: Hé, hoe kan dat nou’, klinkt het, ‘ Ze is langer en toch nog geen zes, zoals......’ ‘Ja’, zegt een ander, ‘zij is ouder en toch kleiner’
- Ook emoties kunnen gemeten worden bij: ‘ Ik heb altijd pech’, bij het meten van de thee in de glazen kopjes. Meestal nemen kleuters waar zonder kleuring en constateren ze, bv.: ‘Zij heeft vandaag een roze broek aan’ of ‘Ik heb vandaag niet zoveel thee’.
- We zijn brood aan het bakken. J. maakt een lange worst van zijn deeg. Ik vraag: ‘Is hij net zolang als de tafel?’ J meet zijn lange slang, maar de tafel is nog wat langer. Hij draait en drukt net zo lang door, tot zijn slang even lang is. Daarna gaat hij nog door en dan is de slang langer dan de tafel. De andere kinderen en hij hebben heel veel plezier. Dat je van een beetje deeg zoiets langs kunt maken.
- Twee andere kinderen maken ook een slang. De ene houdt hem vast en zegt: ‘Dat is een heel lange slang.’ De andere kijkt naar de hare en zegt:’De mijne niet. Die is zo dik als een wortel.’
- De volgende stap is wie de langste slang kan maken. L. maakt een hele lange, die beslaat wel 2 tafels. ‘Juffie, kijk eens hoe lang hij is. Ik moet hem wel heel dun maken, anders lukt het niet’. Dan krijgt ze versterking van een ander kind dat zijn deeg aan die van haar vastmaakt... zo ligt er een heel lange slang op tafel en hij gaat bijna helemaal rond. Weer heel veel plezier!
- Als ze gaan weven, mogen ze een draad afknippen die net zolang als de tafel is. Zou deze draad te lang worden voor het stukje dat geweven moet worden, dan moet de draad zo lang worden als de zitting van de stoel. Of als de breedte van de tafel.
- ‘Juffie, kijk eens wat voor grote voeten ik heb’.’O, de mijne zijn groter, kijk maar’, zegt een ander kind. En ze gaan hun voeten meten door ze naast elkaar te houden. Al gauw staan er een paar kinderen hun voeten te meten, en het eerste kind heeft niet de grootste voeten. Hij kijkt een beetje beteuterd. Maar dan zegt een kind: ‘Ja, maar jij bent pas vier. Als je ook 6 bent, zijn jouw voeten vast de grootste’. Dat troost wel.
- P. en R. bouwen een kasteel, met vier torens, kantelen en een ophaalbrug. De ophaalbrug moet precies recht liggen. De brug(een groot blok) rust op twee stapels kaplablokjes. Heel nauwkeurig meet P. of de brug recht ligt, door steeds 1 kaplablokje toe te voegen of weg te halen. Hij zegt:’Nog iets te hoog, nog iets lager. Ja, nou ligt hij recht’.
Wat kunnen we doen om het bewustzijn hiervoor te helpen ontwikkelen?
- 1. Het meten vanuit het eigen lichaamsdeel: duim, elleboog (el). Denk aan het verhaal van de koningsdochter en de vlammenburcht, waar de jongeling om het zwaard van de koning moet vragen van 7 el lang. En 2. je kunt natuurlijk ook meten met je handen en voeten (feet).
- 3. Je kunt ook een duimstok maken en de kinderen kunnen hiermee van alles meten; ‘O, de tafel is meer dan 10 duim’.
- 4. Bij het meten eerst laten schatten en hierna uitvoeren. Hoeveel voetje voor voetjestappen is het tot aan de deur? Dit kun je uitbreiden met sprongen, hinkelstappen, reuzenstappen, voetje voor voetje achteruit, enz.
- 5. Gooi de pittenzak naar voren; hoeveel stappen schat je er naartoe? Gooi hem dichtbij, dan zo ver mogelijk.
- 6. Maak een vingerhaakwerk: 3 keer zo lang als juffie is.
- 7. Noem een groot dier (klein, dun, dik, kort, lang, breed, smal enz).
- In de poppenhoek: het passen van poppenkleren. Wat past denk je bij deze pop? Je kunt de kinderen laten schatten en daarna laten passen.