Kopafbeelding

Google                                                                 
Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
Stel een vraag
Onderdeel lijn in vlucht:

                                        Leerlijnen in vogelvlucht
                                                     

In het volgende document vind je onderdelen die per klas kunnen worden aangeboden.
Doelen op beheersingsniveau vind je onder het thema voorbereiding en bij het onderdeel periodes van het hoofdmenu.
Di is een globale opsomming en kan derhalve uitgebreid worden

 

Vanuit het aanbod dat beschreven is in : leerlijnen in vogelvlucht, zijn er doelen geformuleerd op periodeniveau

De blauwgrijze balken kun jewegklikken of openklikken. Daaronder zitten de tabbladen van betreffend onderdeel per klas

Getallen
  • Kleuterklas
  • Klas 1
  • KLas 2
  • KLas 3
  • Klas 4
  • KLas 5
  • KLas 6
Inhoud 7

• Getalsymbolen gebruiken,

.  Kunnen werken met de kwaliteiten van getallen

• Werken met getallenlijn van o tot en met 12

• Doortellen en terugtellen, eerst tot en met 12 en later tot en met 24

• Met huppen van 2 en 5 tellen, eerst tot en met 12 en later tot en met 24

• Hoeveelheden op kralenketting en in de ruimte noteren, eerst tot en met 20 en later tot en met 100

• Splitsingen van 10 maken

• Met sprongen van 10 en huppen van 1 tellen tot en met 100

• Getallen tot en met 100 ordenen en lokaliseren

. Getallen ordenen tot en met 100

• In opgaven met geld sprongen van 10 en huppen van 1 weergeven op lege getallenlijn tot en met 100

• Getallen lokaliseren op in de ruimte en op de getallenlijn tot en met 100

• Met sprongen van 10 of grote huppen tellen tot en met 100

• Getallen ordenen en lokaliseren tussen tientallen op getallenlijn tot en met 100

• Aangeven welk getal het dichtst bij een gegeven getal tot en met 100 ligt

• Met sprong en van 1, 10 en 100 doortellen en terugtellen tot en met 1000

.  Gestructureerd tellen in tafelrijen tot de 100

• Getallen lokaliseren tussen honderdtallen

• In geldsituatie getallen samenstellen met honderdtallen, tientallen en eenheden

• Getallen tot 1000 ( 10 000) splitsen in honderdtallen, tientallen en eenheden

• Aangeven welk getal het dichtst bij een gegeven getal tot en met 1000 ligt

• Getallen informeel afronden op honderdtallen

 

.  Met sprongen van 100 en 1000 tellen

• Getallen lokaliseren bij tiental, honderdtal en duizendtal

• Getallen tot 10 000 ordenen en lokaliseren

• Getallen afronden op tiental (of honderdtal) en er daarna mee optellen en aftrekken

• In geldsituatie schattend rekenen

.  Breuken lokaliseren op een getallenlijn

• Kommagetallen lokaliseren op getallenlijn

• Breuken en kommagetallen vergelijken en ordenen

• Betekenis geven aan en lokaliseren van heel grote getallen

• Getallen schrijven (type 0,75 miljoen als 750 000)

• Getallen volgens afrondregels afronden

• Breuken omzetten in kommagetallen en omgekeerd

• Kommagetallen lokaliseren en optellen en aftrekken met kommagetallen

• Deelbaarheidsregels toepassen (deelbaarheid door 10, 5, 2, 4, 3, 9 en 8)

Bewerkingen
  • Kleuterklas
  • Klas 1
  • KLas 2
  • KLas 3
  • Klas 4
  • KLas 5
  • KLas 6
Inhoud 7
  • Concrete hoeveelheden tot en met 12 splitsen

  • Orienteren op begrippen 'erbij' en 'eraf' en plus- en minteken

  • Getallen splitsen, eerst tot en met 12 en later tot en met 20/24

  • Rekenopgaven tot en met 20 (vanuit concrete situaties)

  • Optellen en aftrekken tot en met 20 (vanuit een concrete alledaagse situatie)

  • Getallen tot en met 10 verdubbelen en even getallen tot en met 20 halveren

  • Rekenopgaven met symbolen = en + en - tot en met 20 maken

  • Bijna-dubbelen tot en met 20 gebruiken

  • Eenvoudige rekenrijen

  • Betekenis kennen van het vermenigvuldigen en delen

  • Introductie van de rekentekens (alle)

  • Een voudige vermenigvuldigingen en delingen vanuit concrete situaties

optellen en aftrekken

  • Optellen en aftrekken tot en met 20 met en zander context

  • Getallen tot en met 20 splitsen

  • Tientallen tot 100 aanvullen

  • Optel- en aftrekopgaven noteren op getallenlijn

  • Optellen of aftrekken op getallenlijn in concrete situaties

  • Optellen en aftrekken (in geldsituaties) tot en met 100

  • Handig optellen of aftrekken in concrete situaties

  • Optellen en aftrekken met tienvouden tot en met 200

  • Optellingen en aftrekkingen combineren en uitrekenen in concrete situaties

Vermenigvuldigen en delen

  • Met huppen van 2 verdubbelen en tellen

  • Tafels oefenen

  • Begrippen 'even' en 'oneven' gebruiken

  • Vermenigvuldigen en delen in concrete situaties

  • Verwisseleigenschap en strategie 'een meer, een minder' bij vermenigvuldigen

  • Vermenigvuldigingen en delingen (in concrete situaties) met elkaar in verband brengen

Optellen en aftrekken

  • Optellen en aftrekken met tienvouden

  • Optellingen en aftrekkingen combineren en uitrekenen in concrete situaties

  • Optellen, aftrekken in contextsituaties

  • Optellen en aftrekken tot en met 1000 (type 198 + 3 en 402 - 4)

  • Getallen aanvullen tot en met 1000

  • Meerdere getallen handig optellen

  • In HTE-schema kolomsgewijs optellen

  • Optellen en aftrekken met het hoofd tot en met 1000

  • Vanuit geldcontext handig optellen en aftrekken

  • Tafels oefenen

  • In vleksommen vermenigvuldigen

  • Vanuit context delingen maken, eerst zonder rest en later met rest

  • Getallen tot en met 1000 verdubbelen en halveren

  • Vermenigvuldigen met een tienvoud (type 3 x 20 en 20 x 4)

  • Eerste aanzet kolomsgewijs vermenigvuldigen en delen vanuit de happenmethode

Optellen en aftrekken

  • Optellen, aftrekken en aanvullen tot en met 200 in contextsituaties

  • Optellen en aftrekken tot en met 1000 (type 198 + 3 en 402 - 4)

  • Getallen aanvullen tot en met 1000

  • Getallen handig optellen

  • In HTE-schema kolomsgewijs optellen

  • Optellen en aftrekken met het hoofd tot en met 1000

  • Vanuit geldcontext handig optellen en aftrekken

  • Optellingen in HTE-schema zetten en kolomsgewijs uitrekenen


  • Vermenigvuldigingen en delingen met elkaar in verband brengen in concrete situaties

  • Tafels oefenen

  • In vleksommen vermenigvuldigen

  • Vanuit context delingen maken, eerst zonder rest en later met rest

  • Getallen tot en met 1000 verdubbelen en halveren

  • Vermenigvuldigen met een tienvoud (type 3 x 20 en 20 x 4)

 

• Handig optellen en aftrekken tot en met 1000

• Handig optellen en aftrekken, eerst met twee en later met drie of vier getallen

• Rekenen met rekenmachine

• Delen tot en met 100, eerst zonder rest en later met rest

• Getallen tot 100 vermenigvuldigen met tienvoud of honderdvoud

• In contexten vermenigvuldigen en delen

• Delen met tienvouden en honderdvouden

• Vermenigvuldigen met varia-aanpakken

Cijferen

• Optellingen in HTE-schema zetten en kolomsgewijs uitrekenen

• Onder elkaar aftrekken tot en met 1000

• Cijferend optellen en aftrekken tot en met 1000

• Meercijferig getal delen door getal van een cijfer, eerst zonder rest (type 644 : 4) en later met rest (type 428 : 8)

• Vermenigvuldigen onder elkaar (type 6 x 56, 4 x 345 en 23 x 73)

 

 

Hoofdrekenen

• Handig optellen en aftrekken met drie of vier getallen

• Vanuit context (samengestelde) bewerkingen schattend uitrekenen

• Handig rekenen met heIe getallen en kommagetallen

• Bewerkingen met hele getallen en kommagetallen vanuit context met rekenmachine uitrekenen

• Kommagetallen vermenigvuldigen met 10, 100 en 1000 en vanuit context vermenigvuldigingen (type 4 x 0,5) uitrekenen

• Delen door 10, 100 en 1000 (uitkomst kommagetal) en vanuit context delingen (type 4,50 : 0,15) uitrekenen

Cijferen

• Combinatie van twee bewerkingen optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen vanuit context

• In geldsituaties cijferend vermenigvuldigen met he Ie getallen en kommagetallen

• Cijferend delen zonder rest en met rest

• Cijferend vermenigvuldigen met hele getallen en kommagetallen vanuit context

 

Meten. tijd en geld
  • Kleuterklas
  • Klas 1
  • klas 2
  • klas 3
  • klas 4
  • klas 5
  • klas 6
Inhoud 7

Meten

• Natuurlijke maten

.  Inhoud en oppervlakte aan de hand van het dagelijkse leven

.  Meten met eigen maat

• Dagen van de week in goede volgorde opnoemen

 

Meten

• Gewichten vergelijken vanuit het handelen

• Lengte meten met lichaamsmaten

• Natuurlijke maten

.  Meten met eigen maat

• Dagen van de week in goede volgorde opnoemen

• Tijdsduur bepalen bij gegeven tijden in heIe uren

.  Analoge klok lezen in hele halve uren en kwartieren

Tijd

• Hele uren aflezen op analoge klok

• Dagen van de week in goede volgorde opnoemen

• Wijzers tekenen bij gegeven tijd in hele uren

• Tijdsduur bepalen bij gegeven tijden in he Ie uren

• Analoge kloktijden aflezen, eerst he Ie en halve uren en kwartieren en later minuten in vijfvouden

• Tijdsduur bepalen met tijdsverschillen van he Ie of halve uren

• Datum bepalen met behulp van kalender (binnen een maand)

• Tijdsduur in 15, 20, 30 en 60 minuten uitrekenen

Geld

.  Bedragen in munten kunnen onderverdelen

Meten

• Maat hanteren bij meten

.  Meter als standaardmaat gebruiken

• Referentiematen ontwikkelen en gebruiken voor inhoud (I),  

• In context juiste maat invullen of aflezen (kg, g, cl en ml)

 

Tijd

• Hele uren aflezen op analoge klok

• Dagen van de week in goede volgorde opnoemen

• Analoge kloktijden aflezen, eerst he Ie en halve uren en kwartieren en later minuten in vijfvouden

• Tijdsduur bepalen met tijdsverschillen van he Ie of halve uren

• Datum bepalen met behulp van kalender (binnen een maand)

• Op digitale klok hele en halve uren aflezen (12-uurssysteem)

• Tijdsduur in 15, 20, 30 en 60 minuten uitrekenen

• Analoge en digitale kloktijden aflezen en noteren

• Tijdsduur bepalen (analoog of digitaal)

• Meten met secondewijzer en uitkomsten omzetten in (del en van) minuten

• Berekeningen maken met kalender en daarbij datumnotaties en weeknummers gebruiken

• Rekenen met analoge en digitale kloktijden

Geld

• Bedragen tot en met € 2 samenstellen met munten

• Bedragen tot en met € 100 samenstellen en aanvullen met he Ie euro's

 

Meten

• Oppervlakte (van figuren) bepalen (met standaardmaat)

• Standaard lengtematen herleiden en optellen

• Oppervlakte en omtrek uitrekenen met behulp van standaardmaten

• Afstand uitrekenen met behulp van kaart en schaallijn

• Wegen en inhouden bepalen met behulp van maatbeker

• Inhoud van balkvormige figuren uitrekenen

.  Lengte op schaal omrekenen naar werkelijke lengte en omgekeerd

• Referentiematen toepassen bij afstanden en gewichten

• Lengte, omtrek en oppervlakte uitrekenen met een plattegrond

• Berekeningen maken met maten (omtrek, oppervlakte en inhoud)

.  Bij oppervlakte en oppervlakteberekeningen maken

 

Geld

• Meerdere geldbedragen (cijferend) optellen

• Rekenen met geld in hele euro's

• Kommanotatie bij geld gebruiken en verschil bepalen

• Prijs van hoeveelheden bepalen bij gegeven prijs per gewicht (kg en g)

 

Geld

• Meerdere geldbedragen (cijferend) optellen

• Rekenen met geld in hele euro's

• Kommanotatie bij geld gebruiken en verschil bepalen

• Prijs van hoeveelheden bepalen bij gegeven prijs per gewicht (kg en g)

Lengte en oppervlakte uitrekenen met behulp van tekening op schaal

Referentiematen toepassen bij inhoud en gewicht en omrekeningen maken met inhouds- en gewichtsmaten

 

Maten

• Inhoud van balkvormige figuren uitrekenen

.  Lengte op schaal omrekenen naar werkelijke lengte en omgekeerd

• Referentiematen toepassen bij afstanden en gewichten

• Lengte, omtrek en oppervlakte uitrekenen met een plattegrond

• Kubieke inhoudsmaten m3, dm3 en cm3 gebruiken en referentiematen daarbij gebruiken

• Berekeningen maken met maten (omtrek, oppervlakte en inhoud)

 

Tijd

• Rekenen met tijdmaten en samengestelde grootheden

• Rekenen met tijdstabellen (reistijden)

 

 

Meetkunde
  • Kleuterklas
  • Klas 1
  • KLas 2
  • KLas 3
  • Klas 4
  • KLas 5
  • KLas 6
Inhoud 7

• Werken met blokkenbouwsels

• Spiegelsymmetrie herkennen en symmetrieassen aangeven

• Midden van een vorm bepalen

• Tangramfiguren namaken

.  Geometrische vormen tekenen



  • Eenvoudige figuren construeren vanuit een bouwplaat

  • Eenvoudige symmetrische figuren tekenen en uitwerken

  • Geometrische vormen tekenen en veranderen

• Spiegelbeeld (na)tekenen , bij eenvoudig patroon

• Bouwplaten van regelmatige figuren in elkaar zetten

• Knipfiguren namaken uit dubbelgevouwen blaadjes

• Blokkenbouwsels maken met bepaalde eisen of aan de hand van mondelinge instructies

 

 


 . Stand punt bepalen bij afbeeldingen (waar stond de D fotog raaf?)

• Kijklijnen gebruiken

• Bouwplaten maken met dozen van verschillende vormen

• Plattegronden en aanzichten herkennen bij ruimtelijke objecten

• Effect van de stand van de zon op verhouding tussen voorwerplengte en schaduwlengte verkennen

• Orienteren op kaart met behulp van coordinaten

• Vorm vouwen volgens aanwijzingen in vouwstrip (vliegtuigje)

• Symmetrische randversieringen en vlakvullingen ontwerpen

• Routes lezen en aangeven op kaart

• Route op kaart bepalen tekenen en beschrijven

• Windrichtingen (noord, oost, zuid en west) toepassen in een tekening 4

 

• Orienteren op en interpreteren van plattegrond

• Standpunt (bij foto) bepalen op een plattegrond

• Vlakke en ruimtelijke figuren herkennen en tekenen

• Redeneren over (wind)richtingen

• Beredeneren of uitslagen van gegeven ruimtelijke figuren juist kunnen zijn

• Bouwplaat voor doosje maken en ontwerpen

• Representaties, in de vorm van verschillende kaartprojecties, interpreteren

  •    Maken van translaties

  •    Grondconstructies uitvoeren

  •    Kenmerken van figuren

  •    Cirkelconstructies uitvoeren

  •    Kenmerken van verschillende lijnen binnen figuren

  •    Translatie, transformatie en vermeningvuldigen van figuren.

• Bepalen of figuren spiegelsymmetrisch zijn 6

• Experimenteren met schaduwen6

Breuken, procenten, verhoudingen en kommagetallen
  • Kleuterklas
  • Klas 1
  • KLas 2
  • KLas 3
  • Klas 4
  • KLas 5
  • KLas 6
Inhoud 7

• Tellen met sprongen tot en met 20 toepassen in eenvoudige concrete verhoudingsopgaven

.  Verhoudingen in afstanden bepalen

.  Breuken gebruiken in taalgebruik

• Tellen met sprongen tot en met 20 toepassen in eenvoudige concrete verhoudingsopgaven

.  Verhoudingen in afstanden bepalen

.  Breuken gebruiken in taalgebruik

.  Vanuit het vormtekenen breuken introduceren

• De begrippen 'helft', 'derde' 'kwart' en 'vierde' toepassen in concrete situaties

.  Vanuit het vormtekenen aan de breuken werken

.  Vanuit het geldrekenen werken aan kommagetallen

.  Werken aan positiestelsel vanuit kommagetallen

• Breuken aflezen van en aangeven in een tekening of op getallenlij

• Handig vermenigvuldigen in een verhoudingstabel

• Optellen en aftrekken in een verhoudingstabel

• De begrippen 'helft', 'derde', 'kwart' en 'vierde' toepassen in concrete situaties

• In context deel van geheel bepalen en breuknotaties gebruiken

• Bepalen, tekenen en uitrekenen van deel van geheel en breuknotaties gebruiken

• Deel van figuur (breuk) aanvullen tot 1

• Eenvoudige breuk aflezen

.  Eenvoudige opgaven met breuken maken


• Verhoudingstabel gebruiken bij berekeningen waar een deel moet worden berekend

• Breuken aflezen van en aangeven in een tekening of op getallenlijn

• Hele getallen vermenigvuldigen met of delen door breuk of kommagetal vanuit context

• Breuken vergelijken, gelijknamig maken en optellen en aftrekken, met en zonder context

• Rekenen met percentages (korting en nieuwe prijs)

• Kortingspercentages uitrekenen bij gegeven oude en nieuwe prijs

• Vermenigvuldigen en delen met breuken en kommagetallen, met en zonder context

• Optellen en aftrekken met breuken en (in geldcontext) vermenigvuldigen met breuken

• In context opgaven met procenten uitrekenen

Tabellen en grafieken
  • Kleuterklas 1
  • Klas 1
  • KLas 2
  • Klas 4
  • Klas 5
  • Klas 6
Inhoud 1


  • Tekeningen in grafische vorm weergeven
  • Hoeveelheden in eenvoudige staafgrafieken inkleuren

  • Tekeningen in grafische vorm weergeven
  • Staafgrafieken en tabellen tekenen en interpreteren
  • Staafgrafieken en tabellen tekenen en interpreteren

  • Lijngrafieken en staafgrafieken aflezen en interpreteren

  • Rekenen met informatie uit beeldgrafieken
  • Staafgrafieken en tabellen tekenen en interpreteren

  • Lijngrafieken en staafgrafieken aflezen en interpreteren

  • Rekenen met informatie uit beeldgrafieken

  • Uit grafieken gegevens aflezen, interpreteren, vergelijken en er berekeningen mee maken (zelfde typen en later verschillende typen)

  • Uit verschillende typen grafieken gegevens aflezen, interpreteren en er berekeningen mee maken

  • In grafiek gegevens verwerken vanuit eenvoudige enquete

  • Gemiddelde uitrekenen
  • Staafgrafieken en tabellen tekenen en interpreteren
  • Lijngrafieken en staafgrafieken aflezen en interpreteren
  • Rekenen met informatie uit beeldgrafieken
  • Uit grafieken gegevens aflezen, interpreteren, vergelijken en er berekeningen mee maken (zelfde typen en later verschillende typen)
  • Uit verschillende typen grafieken gegevens aflezen, interpreteren en er berekeningen mee maken
  • Vanuit gegevens in tabellen en grafieken berekeningen met percentages maken
  • In grafiek gegevens verwerken vanuit eenvoudige enquete
  • Gemiddelde uitrekenen

 

 

 

 

 

Oefenen en automatiseren
  • Kleuterklas
  • Klas 1
  • KLas 2
  • KLas 3
  • Klas 4
  • KLas 5
  • klas 6
Inhoud 7
  • Geleerde rekenhandelingen uit met name het domein Bewerkingen zo snel mogelijk uitvoeren.

  • Onder andere: leren tellen, ordenen en lokaliseren, springen naar getallen,
    aanvullen tot 10, splitsen en eigen producties maken

  • Optellingen en aftrekkingen automatiseren tot en met 10

  • Optellingen en aftrekkingen memoriseren tot en met 10

 

 



  • Optellingen en aftrekkingen automatiseren tot en met 10

  • Optellingen en aftrekkingen memoriseren tot en met 10

  • Optellingen en aftrekkingen automatiseren tot en met 20

  • Splitsingen automatiseren tot en met 10

  • Splitsingen automatiseren tot en met 20

  • Getallen ordenen tot ongeveer 50

  • Tafels die geoefend zijnautomatiseren

  • Dezelfde activiteiten als in groep 3, maar dan in een groter getallengebied, onder andere: leren tellen, ordenen en lokaliseren, springen naar getallen tot en met 100, aanvullen tot 10 of 20, sprongen van 10 maken, splitsen en eigen praducties maken

  • Nieuwe activiteiten, onder andere: leren opereren op de lege getallenlijn, bijna-verdwijnsommen (type 79 - 77) maken en rekenen op formeel niveau

  • Optellingen tot en met 20 memoriseren

  • Aftrekkingen tot en met 20 automatiseren

  • Aftrekkingen tot en met 20 memoriseren

  • Optellingen en aftrekkingen tot en met 100 automatiseren (type: 45 + 50 en 74 - 30)

  • Optellingen en aftrekkingen automatiseren (type: 145 + 6 en 170 - 3)

  • Geoefende tafels automatiseren

  • Geoefende tafels, door elkaar, memoriseren

  • Dezelfde activiteiten als in groep 4, maar dan in een grater getallengebied


  • onder andere: (deel)tafels op formeel niveau oefenen, sommen bed en ken met bepaalde uitkomst, rijtjes sommen voortzetten volgens bepaalde systematiek, varia-strategieen oefenen, relatie tussen vermenigvuldigen en delen expliciteren en kennis van de kalender toepassen bij het redeneren erover

  • Optellingen onder de 100 automatiseren

  • Aftrekkingen onder de 100 automati1eren

  • Splitsingen van 100 en 1000 automatiseren

  • Vermenigvuldigtafels en deeltafels tot en met 10 memoriseren

  • Vermenigvuldigingen van tientallen en honderdtallen automatiseren

  • Optellingen en aftrekkingen tot en met 100 automatiseren

  • Optellingen en aftrekkingen in tabellen automatiseren (type 673 - 5, 789 + 20, 534 + 23 en 645 -19)

  • Doortellen en terugtellen met 50, 100, 500, 1000, 25 en 250 en in geldcontext (0,10; 0,01; 0,50; 0,05; 0,20; 0,25; 0,02) automatiseren

  • Vermenigvuldigingen en delingen tot en met 100, met nullen erbij automatiseren

  • Vermenigvuldigingen en delingen met nullen en kommagetallen automatiseren (type 7200 : 8, 23 x 100, 20 x 30 en 1,25 x 100)

  • Handig vermenigvuldigen met geld automatiseren

  • Vermenigvuldigingen met kommagetallen automatiseren

  • Delingen met rest automatiseren
  • Optellingen, aftrekkingen, vermenigvuldigingen en delingen tot en met 100 automatiseren

  • Optellingen, aftrekkingen, vermenigvuldigingen en delingen tot en met 100 memoriseren

  • Hele getallen vermenigvuldigen en delen 'met nullen' automatiseren en kommagetallen vermenigvuldigen met en delen door 10, 100 en 1000 automatiseren (type 7200 : 8, 23 x 100, 20 x 30 en 1,25 x 100)

  • Handig vermenigvuldigen met geld automatiseren

  • Optellingen en aftrekkingen, hele getallen en kommagetallen, automatiseren

  • Vermenigvuldigingen en delingen zonder en met rest automatiseren

 

Ontleend en omgewerkt naar vrijeschoolsituatie vanuit de methode pluspunt